Wij werken deels vanuit huis en zijn goed bereikbaar
Dien hier uw adviesaanvraag in

Het betreft hier een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 29 juni 2016, waar de rechtbank ambsthalve het IJI geraadpleegd heeft over de afwikkeling van het huwelijksvermogen naar Pools recht.

Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Nu de echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting de Poolse nationaliteit als gemeenschappelijke nationaliteit hadden en zij hun eerste gewone verblijfplaats na het huwelijk in Nederland hebben gevestigd, wordt op grond van artikel 4, tweede lid, onder 2a van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 hun huwelijksvermogensregime beheerst door het recht Poolse recht.
De rechtbank overweegt dat haar uit ambtshalve bij het Internationaal Juridisch Instituut ingewonnen informatie is gebleken dat het Poolse huwelijksvermogensrecht drie vormen van vermogen kent:

a. het gemeenschappelijke vermogen van de echtgenoten, bestaand uit inkomen uit arbeid enuit andere bronnen verkregen tijdens het huwelijk en inkomen verkregen uit het privé vermogen van ieder;

b. het privé vermogen van de vrouw, bestaande uit onder meer vermogen verkregen voor het huwelijk, erfrechtelijke verkrijgingen en schenkingen (tenzij de testateur/schenker bepaalt heeft dat de goederen in de gemeenschap dienen te vallen), persoonlijke goederen en hoogst persoonlijke rechten;

c. het privé vermogen van de man onder dezelfde voorwaarden als verwoord onder b.

Omdat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is gebleken of de inboedelgoederen van partijen vallen onder het privévermogen van partijen dan wel gezamenlijk eigendom zijn, gaat de rechtbank er vanuit dat partijen beide eigenaar zijn van deze goederen.

Hieronder treft u de link naar de uitspraak aan.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2016:4050