Erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen en rechtsbronnen
Ten aanzien van de vraag onder welke voorwaarden buitenlandse beslissingen in Nederland erkend en tenuitvoergelegd kunnen worden, gelden er verschillende rechtsbronnen die een verschillende rangorde kennen. Zo gelden er rechtsbronnen op EU (of supranationaal) niveau, bronnen van de Haagse Conferentie voor internationaal privaatrecht, multilaterale verdragen, bilaterale verdragen en bronnen uit het nationale recht.
Op EU-niveau bestaat er een aantal belangrijke instrumenten ten aanzien van de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen;
- Internationale burgerlijke- en handelszaken: Brussel Ibis verordening (EEX verordening)
- Internationale echtscheiding en ouderlijke verantwoordelijkheid: Brussel IIbis verordening;
- Internationale kinderalimentatie en partneralimentatie: Alimentatieverordening;
- Internationaal huwelijksvermogensrecht: Huwelijksvermogensrechtverordening;
- Internationaal partnerschapsvermogensrecht: de Partnerschapsverordening;
- Internationaal erfrecht: Erfrechtverordening.
In internationale burgerlijke- en handelszaken in relatie tot IJsland, Zwitserland en Noorwegen komt het Verdrag van Lugano (EVEX II) in aanmerking. Dit verdrag is parallel aan de oude Brussel I verordening.
De Haagse Conferentie heeft speciaal voor exclusieve forumkeuzes het Haags Forumkeuzeverdrag uit 2005 ontwikkeld. Dit Forumkeuzeverdrag is enkel van belang in de relatie tot Mexico, Montenegro, Singapore en het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast zal in de toekomst voor burgerlijke- en handelszaken in de verhouding tot derde landen voor Nederland mogelijk de Judgments Convention 2019 gaan gelden.
Op een aantal specifieke onderwerpen geldt voor Nederland een aantal bilaterale executieverdragen.
Indien bovenstaande rechtsbronnen niet van toepassing zijn op uw casus, valt u terug op onze nationale regels inzake de internationale bevoegdheid: artikel 431 Rv en ten aanzien van meer specifieke onderwerpen Boek 10 BW.
Wilt u een vrijblijvende kostenopgave ontvangen?
Erkenning en tenuitvoerlegging en algemene uitgangspunten en leerstukken
Als algemene uitgangspunt bij de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen binnen de EU geldt het vrij verkeer van vonnissen. Dit houdt in dat de judiciële beslissingen tussen lidstaten vrij erkend en tenuitvoergelegd kunnen worden, en dus zonder dat daartoe een exequatur vereist is. Dit beginsel is inmiddels ten aanzien van veel rechtsgebieden doorgevoerd; denk aan de internationale overeenkomst, internationale onrechtmatige daad, internationale echtscheiding, internationale alimentatie, internationaal erfrecht, internationale rechtspersonen, internationale zakelijke rechten et cetera.
Voor situaties die niet vallen onder de EU-wetgeving of -verdragen en waarop het vrij verkeer van vonnissen dus niet ziet, geldt artikel 431 Rv en de daarbij behorende belangrijke Nederlandse rechtspraak. Artikel 431 lid 1 Rv verbiedt de tenuitvoerlegging van buitenlandse gerechtelijke beslissingen en in het buitenland verleden authentieke akten, behoudens het bepaalde in de artikelen 985-994 Rv. De artikelen 985 e.v. bevatten een algemene exequaturprocedure ingeval een beslissing krachtens verdrag of wet uitvoerbaar is. Van deze exequaturprocedure wordt afgeweken ingeval een executieverdrag een eigen exequaturprocedure kent
Artikel 431 lid 2 Rv bepaalt dat de gedingen opnieuw bij de Nederlandse rechter kunnen worden behandeld en afgedaan.
Op grond van artikel 431 lid 1 Rv en het daarin besloten verbod op tenuitvoerlegging en de mogelijkheid opnieuw te procederen voor de Nederlandse rechter op grond van artikel 431 lid 2 Rv, heeft in de rechtspraak een ontwikkeling plaatsgevonden. Erkenning van buitenlandse vermogensrechtelijke uitspraken is op grond van het ongeschreven commune internationaal privaatrecht mogelijk. Daaraan is wel een aantal voorwaarden verbonden. Deze erkenningsvoorwaarden heeft de Hoge Raad beschreven in het arrest Gazprombank:
‘In een geding op de voet van art. 431 lid 2 Rv dient bij de beantwoording van de vraag of een buitenlandse beslissing voor erkenning vatbaar is, tot uitgangspunt dat een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel wordt erkend indien (i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is, (ii) de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging, (iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en (iv) de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.’
Indien voldaan is aan deze voorwaarden en strekt de vordering op de voet van artikel 431 lid 2 Rv tot veroordeling tot hetgeen waartoe de wederpartij in de buitenlandse beslissing is veroordeeld, dan dient de rechter de gebondenheid van partijen aan die beslissing tot uitgangspunt te nemen, en is de vordering in beginsel toewijsbaar.
Erkenning van buitenlandse beslissingen is dus onder voorwaarden mogelijk naar ongeschreven Nederlands commuun internationaal privaatrecht. Indien de vordering strekt tot veroordeling conform het buitenlandse vonnis, dan is de vordering, mits voldaan aan de erkenningsvoorwaarden, in beginsel toewijsbaar. In beginsel, want de buitenlandse beslissing dient wel formeel uitvoerbaar te zijn.
De toewijzing van de vordering geschiedt in de vorm van de Nederlandse uitspraak. De artikel 431 lid 2 Rv procedure mondt immers uit in een uitspraak van de Nederlandse rechter.
Wat onze cliënten over ons zeggen
Advocaat mr. Tim de Greve, partner bij Stibbe.
Ik schakel het IJI regelmatig in bij zaken waarin IPR-aspecten een rol spelen. Het bestaat al 100 jaar en kan dus bogen op een lange geschiedenis en ervaring. Er zijn vooraanstaande mensen aan verbonden. Niet in de laatste plaats de heer Strikwerda. Ze denken met je mee, begrijpen meteen de vraag waar je mee zit en dragen oplossingsrichtingen aan. Ze hebben de goede connecties in binnen- en buitenland om vragen binnen een redelijke termijn te beantwoorden. Los daarvan is het heel prettig samenwerken met de mensen van het IJI.
Advocaat mr. Leushuis, Leushuis Advocaten
Ik heb als advocaat een normale rechtspraktijk en wordt zelden geconfronteerd met internationale aspecten. Om voor internationale dossiers het ipr uit te moeten zoeken is niet te doen. In deze tijd heb je daarvoor echt een ipr deskundige nodig. De kwaliteit van IJI rapporten vind ik echt een 10 waard. Ik ontvang heel gedegen rapporten waar ik heel blij mee ben en de cliënten ook. De snelheid van de dienstverlening is ook heel goed en is telkens eigenlijk nog sneller dan ik had verwacht. Ook fijn was dat het contact met de IJI werknemers heel plezierig is. Ik ben blij dat het instituut bestaat en de advocatuur behulpzaam kan zijn.
Advocaat mr. Ria van Seventer, Meesters aan de Maas Advocaten
Ons advocatenkantoor is gevestigd in Rotterdam, een stad met meer dan 170 nationaliteiten, en daarom moeten we regelmatig om advies vragen aan het Internationaal Juridisch Instituut. Ik heb bijvoorbeeld te maken gehad met de erkenning van een kind door een Italiaan, waarop Italiaans recht moet worden toegepast. Ik spreek geen Italiaans dus ik kan dat niet zelf. Ik heb ook geen toegang tot de bronnen en het Internationaal Juridisch Instituut heeft dat wel.
Notaris Bernard Kapma, BK Notarissen
In mijn praktijk komen steeds meer zaken voor met een internationaal aspect. Gelukkig zorgen de Europese Verordeningen voor erfrecht en huwelijksvermogensrecht voor meer duidelijkheid, maar toch zijn er nog veel zaken waar je niet zeker weet hoe het zit, welk recht van toepassing is of dat je een oplossing die in Nederland heel praktisch lijkt, wel goed uitgevoerd kan worden of de beoogde gevolgen heeft in een ander land.
Ik vraag dan vaak advies bij het IJI en wat me opvalt is dat het vaak toch net anders zit dan je zelf vooraf had gedacht. Een schriftelijk advies van een expert in je dossier geeft ook rust en zekerheid. Je kunt dan altijd laten zien dat je niet zomaar zelf wat hebt bedacht, maar als een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar te werk bent gegaan.